Mistig lang Traag geeft de tijd zich gewonnen lijkt de ruimte steeds kleiner de ideeen door mij verzonnen groter en oneindig verfijnder tot ze uiteen spatten tegen het plafond en neerdwarrelen op de grond De stem gaat door de zaal is een riviertje en soms haar gemaal de cadans zorgt dat het kiertje tussen de oogleden verdwijnt en de droom weer verschijnt In dat schemerland lijkt geen van beide echt Niet wakker, niet in dromen beland beide als derde persoon beslecht zover van mijn bed gezeten door beeld en woord bezeten Ik droom en schrijf weg geef idee en zin vorm en wat ik overleg verdwijnt in de warre storm die het lokaal vult tot alles in mist is gehuld Veel te veel minuten in dit uur waarin woorden zich mengen tot een brij met het postuur die Klaas Vaak lijkt te brengen en me enkel leert zelf te dromen